Europa - Zwitserland - Tessin - Lugano

Lugano
Tekst: Joyce Frey
Reistijd: mei 2003

Zwitserland - Tessin

 

 

 

 
Start ZwitserlandStart TessinLago MaggioreLocarnoLugano
 
Dankzij een paar opgespaarde dagen, kon ik het me veroorloven om er een paar dagen op uit te trekken. Vroeg in de ochtend stapte ik op de trein in Appenzell om naar Lugano te rijden. Ik reed door prachtig afwisselende landschappen, waar ik onderweg een paar keer overstappen moest. Het laatste deel ging door veel lange tunnels en over hoge bruggen die over diepe afgronden hingen. Eindelijk kwam ik in Lugano aan.

Het station lag een eind boven de stad. Met een tandradbaan kon ik steil naar beneden gaan. Daar aangekomen ging ik naar het verkeersbureau om een hotel te zoeken.

Het was nog een eind lopen, voor ik bij het hotel was. Het was een stukje achter het Casino. Ik vroeg naar een kamer en ze hadden er nog maar een vrij voor een nacht. Het was een kamertje zonder douchegelegenheid, maar de volgende morgen kon ik verhuizen. Deze kamer was dan gereserveerd en een betere kamer kwam vrij. Omdat ik niet veel geld wilde uitgeven aan slaapgelegenheid, naam ik het aanbod snel aan.

Uit het raam keek ik op het binnenplein naar een mooie magnoliastruik die in volle bloei stond. Ik deed mijn trui uit en deed een T shirt aan, want hier in het zuiden van Zwitserland, is het heel wat warmer dan in het noord oosten, waar ik vandaan kwam.


Treintje van het hoge station naar de stad


Daarna ging ik op verkenning. Ik liep naar het meer, waarin al gezwommen werd. Niet ver daar vandaan stond een ruïne in het water. Het kon een toren van een kerkje geweest zijn. Ik ontdekte de haven van waar uit boottochten werden gemaakt.
 


Aanlegsteiger van de verschillende rondvaartboten

Daarna wandelde ik door de winkelstraat en weer terug naar het meer. Daar stond een treintje dat tochtjes door de stad maakte. Ik kocht een ticket en stapte in. De route liep langs het meer naar Paradiso, aan de andere kant van de bocht. Dan door een straat met veel winkels weer terug.

Ik ging bij de grote fontein op de Piazza Rezzonico zitten en bekeek de voorbij komende wandelaars.

In de avond liep ik door de smalle straatjes en het gezellige plein de Piazza Riforma om iets te drinken en voorbijlopende mensen te bekijken.


De volgende morgen liep ik langs de oever en weer terug. Daar keek ik bij de aanlegplaats, wat ze te bieden hadden. Ik zag, dat over tien minuten een boot zou vertrekken. Ik haalde vlug een kaartje en stapte op de boot.
 
Hij ging eerst naar de overkant naar het grote Casino. Naar een paar andere kleine plaatsjes en langs Melide, waar het miniatuurstadje staat. Ik ging nog een stukje verder. In Morcote, wat men ook de parel van het meer van Lugano noemt, stapte ik uit.

Eerst liep ik een stuk langs de oever. Dan weer terug naar de winkeltjes en restaurants die onder de Arcade lagen.

Intussen was het middag geworden. Ik besloot naar de kerk van Santa Maria del Sasso te klimmen. Ik had een betere tijd kunnen uitzoeken. Het was bloedheet en de weg steeg tussen de nauwe straatjes steil omhoog. Af en toe bleef ik staan om van het prachtige uitzicht op het meer te genieten.


Morcote - De parel van het Lago di Lugano


Zwetend was ik boven aangekomen en ging vlug de kleine donkere kerk in. Niet omdat ik zo gelovig ben, maar wel om wat afkoeling te vinden. Toen ik weer bijgekomen was, liep ik nog over een kerkhofje om dan weer naar beneden te gaan. Dat ging een stuk makkelijker. Onder de Arcaden zocht ik een restaurant waar ik iets ging eten. Daarna liep ik nog door een paar nauwe straatjes en langs het meer, voordat ik met een boot terug ging.
 


Stuwdam in het Verzasca dal

Weer in het hotel aangekomen, boekte ik meteen een uitstapje naar Val Verzasca, voor de volgende morgen. Een tachtigjarige dame die uit Duitsland kwam en in het zelfde hotel logeerde, ging ook mee. We liepen samen naar de plaats waar we afgehaald zouden worden. Ook andere mensen stonden daar te wachten. De bus kwam "pünktlich" op tijd. Er zaten al veel mensen in. Op een andere plaats werden nog meer passagiers opgehaald en dan konden we aan de tour beginnen.

Het duurde een poosje voordat we Gordola bereikt hadden, waar onze trip begon. Intussen had de oude dame me een hoop uit haar leven verteld. De weg ging met veel bochten omhoog. Bij de geweldige stuwdam stopten we om deze te bekijken. Het duizelde me toen ik in de diepte keek, waar het water groen leek te zijn.

We reden langs Vorgorno. Een klein dorpje dat uit grijze stenen huisjes bestaat en erg verlaten scheen te zijn. Maar inmiddels woonden er een paar mensen.
 
Verder ging de weg omhoog, langs de beek met zijn heldere water en watervalletjes. We kwamen ook langs de romantische Romeinse brug, die we op de terugweg zouden gaan bekijken.

Toen we boven in Sonogno waren aangekomen, konden we een wandelingetje door de straten maken of iets gaan eten of drinken in een grotto. We gingen allemaal naar de grotto, waar we vlug bediend werden. Het omaatje en ik zaten aan de voorkant op het terras, waar we op de achtergrond de bergen konden zien en er voor de velden, waar de maïs de bodem uitschoot. Wij hadden onze drankjes al vlug gekregen.

Nog voor we drinken konden, schrokken we van een geluid dat uit de lucht kwam... Een helikopter landde direct voor onze neus. Wij moesten alles goed vasthouden om te voorkomen dat alles weg waaide. Ik zei tegen oma dat dit schouwspel bij de prijs was inbegrepen.


Bergdorp Sonogno


Zij vond het allemaal heel normaal. Het gebeurde vaak dat in het tehuis waar zij zat, dat een ouwetje met een helikopter gehaald werd om naar het ziekenhuis te vervoeren. Ons werd verteld dat de manschappen naar een dode in bergen moesten gaan zoeken.
 


Romeinse brug "Ponte dei Salti" in het Verzasca dal

Op de terugweg maakten we een stop bij de Romeinse brug bij Lavertezzo. De twee bogen zagen er echt romantisch ouderwets uit. Vanuit de bergen kwam het water naar beneden gestroomd en suisde spuitend onder de brug door. Ik liep er overheen en zag een Indische ploeg, die daar aan het filmen was. Waarschijnlijk namen ze een ouderwetse liefdesfilm in een romantische omgeving op.

Ik zag de vrouw al voor me. Ze hield beide handen op haar hart en riep: "Nee schat, je mag niet springen. Het water sleept je mee. Je zal verdrinken!" Hij springt in het water en laat zich door de stroming meesleuren (waar hij na een halve meter alweer uit komt, wat natuurlijk niemand te zien krijgt). Zij houdt haar handen in de hoogte en roept: "Ik hou van je, ik hou van je!" Maar hij is aan het verzuipen. Ach, die Bollywood films...

De dag daarop ging ik met een schip naar Gandria. Ik genoot van de zon op het dek en het uitzicht op de andere kant van het meer, waar ik nog niet geweest was.
 

In Gandria, dat aan de voet van de Monte Brè ligt, stapten ik en een paar andere mensen van boord. We moesten een stuk omhoog lopen om er te komen. Er waren smalle straatjes te zien, die iedere keer weer een verrassing in petto hadden. Er was ook een klein kerkje. Gezellige restaurants en een paar winkeltjes waren in beschaduwde straatjes. Ik volgde ook een pad, dat aan beide kanten een tropische vegetatie bood. Er groeiden zelfs vijgen.

Ik slenterde heen en weer, tot ik genoeg gezien had. Ik liep naar beneden om te kijken wanneer er een schip terug voer. Ik had nog genoeg tijd om op een terrasje boven het meer, iets te gaan drinken.

Van daar uit zag ik de bootjes en schepen die over het heerlijk blauwe water voeren. Langzaam aan was de tijd gekomen om naar de boot te gaan.


Op weg naar Gandria


Ik liep weer naar beneden, waar al mensen stonden te wachten. Het duurde niet lang voordat de boot kon afmeren.
 


Gandria

In de middag liep ik door de straten van Lugano. Ik kreeg er genoeg van om grote winkels te bekijken en besloot om naar boven te lopen. Eerst ging ik naar de kathedraal San Lorenzo. Die werd net gerenoveerd. Ik zag dat het meer al tamelijk diep beneden me lag en genoot van het prachtige uitzicht. Ik liep ik verder door een smal straatje en merkte dat ik bij het station was aangekomen. Nu kon ik kiezen, of met het treintje naar beneden gaan, of lopen. Ik besloot te voet te gaan. Toen ik weer bij het meer was, kocht ik een drankje bij een kiosk en ging op een bankje naast de fontein zitten, waar ik de mensen bekeek die voorbij liepen. Ik zag de kinderen die met het water speelden.

Op de terugweg naar het hotel vond ik in de buurt een prachtig park, waar ik doorheen wandelde. Daar bewonderde ik, afgezien van de bomen en planten, de grote Villa Ciani, die voor het Piazza Concressi stond.
 
Er was ook een bibliotheek en een museum. Maar daar liep ik aan voorbij en plofte neer op een bankje aan de oever van het meer. Even daarna wandelde ik weer verder, naar de andere kant van het park en vond uiteindelijk een uitgang. Die kwam uit op de Piazza Inpedenza, waarachter ook mijn hotel ligt.

Tegen de avond liep ik nog eens langs de andere kant van het meer. Eenden en zwanen kwamen dichterbij in de hoop iets te eten te krijgen. Die avond zat ik nog een laatste keer op de Piazza Riforma, waar het echt gezellig was. De volgende morgen kocht ik in de winkel achter het hotel een broodje en liep daarmee naar de oever. Eenden en zwanen kwamen aangezwommen, alsof ze het brood al geroken hadden. Ik verdeelde het tot alles op was.

Daarna liep ik naar mijn hotel om mijn tas te pakken. Tegen de middag stond ik op het station om weer naar huis te gaan.


Oergezellige Piazza Riforma


 


 Joyce