Tunesië |
|
|
|
||
|
||
Nadat we op Djerba geland waren,
stonden we in een lange rij voor de douane tot we verder konden gaan.
Het duurde een eeuwigheid, voordat er een stempel op het inreispapiertje kwam. Intussen waren Beatrice en ik al twee dagen op Djerba,
dat maar 22 km. breed en 28 km. lang is. We hadden de omgeving en het
hotelcomplex verkend, dat 15 km. van Houmt Souk af ligt. |
Het strand is super. Je kan
beide kanten uit gaan om lang te wandelen over het fijne zand. De derde dag zouden we aan het strand gaan
liggen. Het was bewolkt, maar warm. We hadden nog vrije bedden gevonden.
Na korte tijd kwamen donkere wolken. De eerste vakantiegangers vluchtten
al. |
|
Langzaam druppelde het water weg. Daarna ging ik maar eens naar buiten om de schade te bekijken. |
|
De bedden rond de pool stonden in het water. De
weg naar het het strand ook. Overal was water. Een paar anderen en
ik gingen op blote voeten, met de camera in de hand, door het
hotelcomplex om de schade te vereeuwigen. In de middag straalde weer een blauwe hemel en de mensen kwamen naar buiten om op de bedden te gaan liggen, die bovenaan weer droog waren. Met een oude pomp probeerde men het water af te voeren. Maar die oude machine moesten ze eerst repareren. Na twee dagen was niet veel meer te zien van het onweers buitje. Dan werd het tijd een uitstapje te maken. We zouden in een halve dag het eiland bezichtigen. Toen alle mensen in de bus waren reden we naar El Kantara om een stuk over de Romeinse dam te rijden. |
Over de dam ligt een pijp waardoor her drinkwater
van het vasteland naar het eiland vloeit. We reden terug naar Guellala om een
pottenbakkerij te bekijken. Natuurlijk moesten we door een grote winkel
waar het keramiek verkocht werd naar buiten. |
|
|
|
Verdere dagen brachten we als echte vakantiegangers door, met
luilakken, wandelen aan het strand en
's avonds door de straat langs de weinige winkels en bijna lege
restaurants. Ons einddoel was een gat in de straat. Daar waren de stenen door de regen weggespoeld. Het gat werd elke dag groter. |
|
Ik wilde naar Houmt Souk gaan. Na een goed ontbijt, gingen we met een taxi, die hier spotgoedkoop zijn, naar de stad. Daar aangekomen, werden we al door een vreemde aangesproken, die ons wilde laten zien hoe die berbervrouwen werken. Wij lieten ons ontvoeren en kwamen terecht bij een tapijtzaak. Daar gingen we écht niet in. |
|
Ik was hierheen gereden om de haven
te zien. Na enige omwegen, langs winkeltjes, een moskee en een hoge
school, kwamen we het gezellige complex voor de haven waar een hoop
restaurants met terrasjes zijn. Wij gingen er koffie drinken. Daarna liepen we naar het deel waar de vissersboten liggen. Een paar vissers waren bezig hun netten te repareren. Wij verwonderden ons er over waarom tegen de stenen aan de oever stenenkruiken liggen die aan elkaar gebonden zijn. Wat we ons ook voorstelden: niets leek logies te zijn. De dag erop kwam ik er achter, dat in die kruiken inktvissen gevangen worden. Het volgende uitstapje ging naar het vasteland van Tunesië. |
We reden over de Romeinse dam die 7 km. lang is, naar het zoutmeer Sumka en aansluitend naar de rand van de woestijn. Het was al zeer warm geworden toen we in de stad Tataouine aan kwamen, om daar een boemelritje over de markt te maken. |
||
|
|
|
Tegen de middag konden we vanaf de straat de moskee op de bergtop van het dorp Chenini zien staan. Na een fotostop reden we om de berg heen. Aan de andere kant moesten we naar boven klimmen. Het was al 34 graden. Verschillende toeristen dachten er niet aan om bij deze hitte omhoog te gaan. Anderen gaven halverwege de weg op en gingen weer naar beneden. |
Verbeten kampte ik me omhoog. Af en toe was er een hevige wind, die het
fijne zand in je gezicht blies. De top was bereikt. Buiten adem, zwetend
en met een knalrood gezicht, waar elke indiaan jaloers op geworden zou
zijn, keek ik rond. Beneden lag het dal, dat dor en kleurloos is. Boven op de top staan een paar verkoopstands. Een stukje verder kom je achter de moskee en daarachter zijn in de bergwand nissen gegraven, die als woningen voor de Berbers dienen. Ongeveer 200 mensen leven hier nog. Stroom hebben ze, maar het water moeten ze onder aan de berg halen. Wij waren weer op adem gekomen en konden de mars naar beneden maken. |
|
Dan moest de koffer gepakt worden om naar huis te
gaan. |
Joyce |
||
|