![]() |
Costa del Azahar |
|
|
||
|
||
Peņiscola |
Start Spanje | Costa del Azahar | Cáceres | Madrid | Murcia | Peņiscola | Salamanca | ||
Spanje is bijna even groot als Frankrijk. Het verschil is slechts zo groot als de oppervlakte van Nederland.
Dus Nederland en Spanje samen, zijn net zo groot als Frankrijk. |
|
Niet dat
het van enig belang is, maar het wil wel zeggen dat ook Spanje een grote variëteit aan landschappen heeft.
Het zijn niet altijd de Costa's waar we moeten verblijven.
Toch wil ik iets vertellen over één van die Costa's, namelijk de Costa del Azahar. Die begint bij de Ebro Delta en loopt door tot voorbij Castellón, richting Valencia. Dit deel is bepaald nog niet ontdekt door het massatoerisme, desondanks hebben de kustplaatsen de ellendige lintbebouwing van hotels. Slechts enkele plaatsen zijn het vermelden waard. Van noord naar zuid zijn dit St. Carles de la Rāpita , Peñiscola en Benicāssim. De provinciehoofdstad, Castellón de la Plana, is een stad om snel aan voorbij te gaan. |
Peñiscola |
Dit stadje, nou ja stadje, heeft slechts 4000 inwoners en buiten het centrum is het een en al hotel wat de klok slaat.
Ik hoorde al iemand zeggen dat het Benidorm wel leek. Voor velen een reden om te komen en voor anderen juist om het te mijden. Maar er is iets anders dat een verblijf, en zeker een bezoek, waard is: het stadje op het schiereiland. Wij waren er twee keer en beide keren, een keer in het voorjaar en een keer in het najaar, komen er heel wat autobussen met dagjesmensen. In het voorjaar ook veel schoolreizende jongelui. Wat is er zo belangwekkend aan? Vooral de geschiedenis van Paus Benedictus de dertiende. De verre voorganger en naamgenoot van de huidige paus. Hoe ziet het er uit? Het schiereiland is met een dam verbonden met de vaste wal. Via enkele robuuste bogen kan je de stad in. Het geheel is in vroeger tijden een vesting geweest en hoog boven alles is een indrukwekkend kasteel te zien. Van de zee tot aan het kasteel staan de huisjes tegen elkaar geplakt en kleine smalle straatjes, soms trapjes, voeren ons dan naar boven. |
|
|
De meeste huisjes zijn keurig wit geschilderd en hebben bijna allemaal dezelfde maten en ook modellen.
Meestal drie of vier woonlagen hoog, terwijl de buitenmaten niet veel groter zijn dan 4 X 4 meter.
Bovenop altijd een zonneterras. Rondom het hele plaatsje zijn stevige vestingmuren,
vanwaar je een heerlijk uitzicht over de zee hebt.
Aan de zuidkant zie je neer op de bedrijvigheid van de vissershaven en de visafslag, of hoe zoiets hier genoemd zou kunnen worden.
Vrouwen boeten hier ijverig de netten, terwijl het mansvolk op de zee aan de slag is. Hoe lang het nog zal duren voor ze hun beroep er aan geven om in de toeristenindustrie te gaan werken, is een interessante vraag. Voor mensen die goed ter been zijn is het zéér zeker de moeite waard om via de krioelstraatjes naar boven te gaan en het kasteel te bezoeken. Voor een paar centen kunt u het complex bekijken waar Papa Luna, of te wel Paus Benedictus de dertiende, een groot deel van zijn leven heeft doorgebracht. In het kasteel zijn de ridderzaal, de kerk, de bibliotheek, de verblijven van de paus en ook die van de manschappen te bezoeken. Er is een grote open paradeplaats met waterput, die wel erg diep gegaan moet zijn voor er wat druppels omhoog gehaald konden worden. Iedere vijand die hier per schip met kwade bedoelingen kwam, werd al van verre gesignaleerd. |
Het uitzicht is hier naar alle kanten uniek. In het vertrek waar in vroeger tijden Papa Luna verbleef is een raam dat naar Rome uitkijkt. Althans die richting. Maar wat is er zo bijzonder aan die Papa Luna, waardoor heel veel Spanjaarden hier een keer geweest willen zijn? |
Hier volgt een citaat uit de ANWB reisgids: "De vesting werd het domicilie van kardinaal Pedro de Luna, die in 1394 in Avignon was uitgeroepen tot tegenpaus onder de naam Benedictus XIII. Deze weinig succesvolle maar wel eigenzinnige "Papa Luna" had zich hier teruggetrokken na vruchteloze pogingen om ook buiten Frankrijk erkenning als enige rechtmatige paus te verwerven. Hij stierf in 1423 en zijn opvolger onderwierp zich al na enkele jaren weer aan het gezag van Rome." Op het moment dat we aan de oostzijde van het schiereiland op een terrasje zitten bij te komen van alle opgelopen emoties, horen we het oorverdovende lawaai van een sirene. Die gaat werkelijk erg hard en het geloei duurt knap lang. Binnen tien minuten zien we een hele vloot vissersboten aan de horizon verschijnen. Weer een kwartier later komen de eerste schepen binnen. We praten dan niet over vijf schepen, maar het zullen er zeker twintig geweest zijn. |
|
Waarschijnlijk meer. Onmiddellijk is het hele havengebied in rep en roer. Wij spoeden ons ook die richting uit want er is van alles te beleven. |
|
Direct nadat
een schip ligt aangemeerd, gaat een van de bemanningleden een karretje bij de visafslag ophalen. Hij komt er mee terug naar zijn schip waar de andere leden van de bemanning klaar staan om de vis, die intussen ingezouten in kratten is uitgesorteerd, over te laden.
Direct nadat dat
gebeurd is gaat de wagen de visafslag in. De anderen spuiten het dek schoon. Langs de kant staan mensen met een emmertje om wat afgevallen vis of te kleine beestjes te verzamelen. Er liggen er velen, die letterlijk de boot gemist hebben en niet naar de visafslag zijn gegaan. Een ander deel van dat soort vis gaat overleden en wel terug het water in. Dan worden de netten helemaal uitgerold, schoongemaakt, allerlei zeefauna blijft er in hangen, en weer opgerold. Dat oprollen gaat machinaal. |
Per schip zullen zo'n vier tot vijf bemanningsleden zijn. Op een schip, zagen we zelfs een vrouw tussen dat ruige mansvolk. Maar ze leek er wel de broek aan te hebben. |
Later binnengekomen schepen komen langszij. Om uit te laden, brengen ze de krat naar de reling, een collega loopt het aanpalende schip over, naar de andere reling en komt uiteindelijk zo op de wal terecht. De schepen liggen met vier
rijen dik aangemeerd. Wat ik vooral veel in de kratten zie liggen, zijn inktvissen. Dat zijn maar smerige blubberige dingen.
Andere vrouwen halen een emmertje vis op en verkopen dat op een soort marktplaatsje, waar zo'n zes tot zeven dames hun super verse vis aan de man brengen. Gezellig onder een parasolletje. Tijdens dit allemaal is het een drukte van heb ik jou daar. Na ruim een uur is alles voorbij en is het weer even stil als voor hun aankomst.
De vrachtwagens bij de visafslag vertrekken om hun verse waar naar alle uithoeken van de streek te vervoeren. Nu is de rust echt helemaal weergekeerd. |
|
|
|
Na een tijdje zien we dan wel eens
een hotel. We rijden door naar het centrum, dat er uit ziet als vele andere centra van dorpen en steden. Een lange straat, weinig terrasjes. Geen souvenirwinkels. Maar ja, je zit hier nog niet op de boulevard. We rijden bijna aan de zuidkant de plaats weer uit en kunnen dan linksaf slaan om te pogen langs het strand te komen. En dat is nu de grap van Benicāssim. Er loopt nergens een weg direct langs de kust. Alles is voetgangersgebied. De wandelpromenade is heel erg mooi en breed en geen prullariawinkels, wel restaurants, terrassen en hier en daar een hotel. Het strand is keurig onderhouden. Zelfs het strand heeft iets "deftigs". Een van de favoriete bezigheden hier is om langs de waterrand te paraderen. |
|
Over de
schitterende weg N-232, lijkt wel nieuw, gaan we geleidelijk aan omhoog. Bijna onmerkbaar. We passeren de dorpen Sant Jordi, La Jana en komen bij Xert. Hier wordt de omgeving al wat woester, maar nog niet kaal.
In het land zien we overal kleine haciënda's, die waarschijnlijk alleen gebruikt worden als er ter plekke wordt gewerkt.
Ze hebben allemaal een veranda. Meestal keurig wit geverfd en gele pijlers onder het veranda dak.
We bereiken La Vallibana en van daar gaan we wat meer stijgen. We rijden vrolijk verder over de mooie bochtige weg totdat het lijkt of we op een hoge rotsmuur botsen. We kijken recht voor ons uit omhoog en zien drie- misschien wel vier lagen auto's boven ons ploeteren. Vrachtwagens komen puffend en zwarte rook uitblazend vooruit. We gaan ook maar aan de klus beginnen en zullen ons aan de andere weggebruikers moeten aanpassen. |
|
Je mag hier niet harder dan 30 KM rijden. We gaan pittig omhoog en na de eerste haarspeldbocht lijkt het stijgingspercentage nog wat opgeschroefd te worden. |
|
Bij de volgende bocht probeert een vrachtwagen van Betz te dalen, zonder andere wagens mee te sleuren en dat lukt hem gelukkig ook. Maar het gaat allemaal kiele kiele.
Er is nergens enige afzetting langs de afgrond en die is diep. Als je tijd zou hebben kon je meer van de omgeving zien, maar het is niet aan te raden om een paar seconden de aandacht van de weg af te houden. Nergens is een uitwijkplaats te vinden, dus je bent verplicht door te tuffen. Op het eind lijkt het wel weer of we op de begane grond zijn en zien we in de verte een stadje hoog op een berg liggen. Morella!!! Via een slingerweg bereiken we de eerste bebouwing, nog voor de stadsmuur. |
Het oude Morella heeft nog een intact zijnde stadsmuur, zoals op de foto goed te zien is. Het plaatsje ligt op bijna 1000 meter hoogte. Via een oude stadspoort komen we binnen en rijden langs de muur geleidelijk omhoog. |
Parkeren is moeilijk. Er schijnt iets aan de hand te zijn.
Na een kwart van het stadje gerond te hebben worden we verzocht een
steile weg naar boven te nemen om te parkeren.
Daar komen we tot de ontdekking dat er een soort jaarmarkt is.
We hebben geluk en kunnen ergens de wagen kwijt.
Aan de ene kant van het weggetje is parkeergelegenheid, aan de andere een
hek dat er voor zorgt dat het publiek niet de afgrond in valt. Want diep
is het hier. En kaal. Zo ver we kunnen kijken zien we iets dat op een maanlandschap lijkt. Apart is het wel. En mooi. Je wordt er stil van. Maar dan beginnen de luidsprekers van de jaarmarkt te knetteren met ene Iglesias en komt de sfeer er kennelijk in. We zien wonderlijke dingen op die markt. Een variëteit aan klaargemaakte olijven. Niet in een bakje of pannetje, nee in tonnetjes van tenminste10 liter inhoud. |
|
|
Allerlei soorten druivenpersen. Ook alle maten. Groot en klein.
Wandelstokken,
herderstaffen, riemen, landbouwmachines en hekken met een paard er in. We weten niet of het hek te koop was of het paard. Ook schilderijen en eetwaren zijn verkrijgbaar. Tussen twee torens komen we het centrum binnen maar van het echte oude stadje (2.800 inwoners) zien we niet veel door de gezellige kraampjes die overal staan opgesteld. Maar in de achteraf straatjes is ook wel wat te zien. Het zijn allemaal erg smalle, middeleeuwse straatjes, alleen voor de bewoners met de auto toegankelijk. De Basilica de Santa Maria, die veel pracht en praal zou bevatten, is helaas gesloten. Het verhaal gaat dat de kostbaarheden in de kerk door de bewoners van de stad zelf bijeen zijn gescharreld. En dan gaat het hier vooral om goud. |
|
Dat was niet de bedoeling, want het moest ooit een eldorado voor toeristen worden. Naast de haven begint het strand. Komt vaker voor. Direct achter het strand is een palmen woudje met er middenin een prachtig openluchttheater, met prachtige zitplaatsen.
Tussen podium en publiek is een meertje aangelegd. Atijd goed voor de geluidsoverbrenging. Maar wat is nou het idiote van alles op die plek? Als wandelaar of toerist die niet op het strand in de brandende zon wil zitten, is geen enkele voorziening. Een gezellig bankje? Nee, is er niet. Papierbak? Nee. Café'tje? In de stad. Of bij 'n keetje op het strand met knetterende muziek. Er is wel een houten huisje, met airco, van de VVV. Daar krijg ik een prachtige plattegrond van de aangrenzende Ebro Delta. Je kan bijna overal met de auto komen. Dat lijkt ons beter dan in het "palmenwoud" te gaan zitten. Vanaf de VVV gaan we langs de haven en slaan de eerste gelegenheid rechtsaf naar het dorpje El Poblenou del Delta. |
|
|
We bevinden ons op een dam, aan beide kanten water van verschillende meertjes met bijzondere vogels. Het lijken minireigers te zijn. Spierwit van kleur en tamelijk schuw. Het is moeilijk ze voor de lens te krijgen. Voor de rest is het een en al rijstveld. Voor ons de eerste keer dat we rijstteelt op grote schaal zien. Eindelijk kunnen we eens een bijna rijp plantje pikken en bestuderen. Het lijkt een beetje op een korenaar, maar dan niet hoger als 35 - 40 cm. De rijst is bruin van kleur. Dan komen we bij het dorpje, waar je ieder moment Speedy Gonzales verwacht. Echt een Mexicaans sfeertje hangt er. Alle straatjes staan vol palmbomen om de witte huizen wat verkoeling te brengen. Dan gaan we door naar de zee. Een grote zandvlakte met hier en daar toch wat begroeiing. Je durft er aanvankelijk niet verder te rijden, maar andere auto's geven het voorbeeld door het wel te doen. Dan wij ook maar. |
|
Het zand is overal nat, alsof het pas onder water heeft gestaan. We rijden door over een dammetje, dat maar net boven de zeespiegel uitkomt.
Bij een beetje ongunstig weer zit je hier fout en kom je niet makkelijk meer terug. We keren om en zien hoofdzakelijk 4X4 voertuigen stug door rijden.
We maken een
uitwaaiwandelingetje en gaan dan een beetje het land van de Delta in. We willen de Ebro zelf natuurlijk ook zien. Langs rijstvelden en toch weer wat meer bebossing komen we via smalle weggetjes in Sant Jaume d'Enveja. Hier zien we de Ebro voordat het zijn water aan de zee prijsgeeft. Het valt een beetje tegen. We hadden het veel breder verwacht. Het is ongeveer 100 meter breed, volgens de later bestudeerde boekjes. Er vaart een apart veerpontje naar de overkant. Het pontje bestaat uit vier langs elkaar liggende bootjes, bijeengehouden door dekplanken. Een van die bootjes bevat de motor en het roer. De hut staat niet op het dek, maar is zijdelings buitenboord gemaakt. Scheelt misschien wat laadruimte. Voor 40 Eurocent mag je als voetganger naar de overkant. |
|
|
|
Over een andere weg rijden we hobbelend langs de
rijstvelden weer terug. |
|
Charles |
|
|