Azië - Indonesië - Rondreis Joyce - Sumatra |
![]() |
Sumatra |
|
|
||
|
||
Java | Bali | Sumatra | ||
In de middag kwam ik in Medan aan. Voor het vliegveldgebouw stond een jongeman, die op een stuk papier mijn naam had geschreven en hield dit in de hoogte.
Hoewel dit een druk vliegveld was, zag ik hem direct en liep naar hem
toe om me voor te stellen. Moses was zijn naam. Hij wenkte naar een chauffeur, die een eind verderop
stond. Deze kwam met de auto naar ons toe. Mijn tas werd ingeladen en we konden naar het hotel
vertrekken. |
Voor vandaag stond niets op het programma. Daarom ging ik naar het prachtige zwembad achter het hotel, waar palmen en vele bloemen groeiden. Ook de volgende morgen had ik nog vrij en bracht die door bij het zwembad. Daarna moest ik me klaar maken om verder te reizen. In de voormiddag kwam Moses me halen. De witte auto stond voor de deur. Voor we de stad uit waren, waar vele oude, stinkende auto's reden, zag ik op een plein een paal waar levende vleermuizen hingen, die aan een touw vastgebonden waren. Die moesten de hele dag de stank van de auto's inhaleren. Ik vroeg waar dat goed voor was. Moses vertelde me dat de vleermuis een medicijn tegen astma is. De Chinezen koken er een soepje van. Ik dacht dat je van deze beesten, die de hele dag in de uitlaatgassen hangen, juist astma moet krijgen. |
|
|
Eerst gingen we een moskee bekijken en dan naar het
sultanpaleis Maimoon, waar nu nog steeds de sultan woont. |
Vader, moeder, opa, oma en alle andere familieleden. Dus
er was geen sprake van een privéleven. Als een stelletje hier iets
van elkaar wilde, zonder toeschouwers, moesten ze naar buiten naar het rijstveld gaan. De volgende morgen moest ik alweer een paleis gaan bezoeken. Een schoolklas had hetzelfde idee. Al vlug hadden we meer belangstelling voor elkaar dan voor de oude gebouwen. Die kinderen stelden me vragen en ik probeerde ze te beantwoorden. De schoolmeester probeerde zijn klas weer bij elkaar te krijgen. Het lukte hem niet. Moses wilde me iets over de koning vertellen en vroeg de kinderen stil te zijn. Ze waren stil en allen luisterden naar de geschiedenis. Toen Moses klaar was stortten die kinderen zich weer op mij. Ik liep een stukje weg en wilde een foto van ze maken. Ze volgden me. Maar toch kreeg ik een leuke foto, met die hele bende en Moses, die vertwijfelt in zijn haar greep. |
|
We moesten weer verder en ik nam afscheid van de kinderen. We waren al bijna weg, toen Moses mij terug riep. De kinderen hadden zich in een groep opgesteld en begonnen onder leiding van de meester, een lied voor me te zingen. Het was zo mooi, dat ik een kikker in de keel kreeg en de tranen in mijn ogen moest bedwingen. Na het lied bedankte ik de kinderen voor het prachtige cadeau en wuifde ze nog lang na. |
|
Brastagi was niet
meer ver meer. Daar moesten we de boot op om naar het eiland Samosir te varen, dat in een kratermeer lag. Moses ging nog even vlug naar de markt. Op de boot opende hij de bruine papieren zak, waaruit hij
lychees nam. Hij wou met de exotische vruchten een goede indruk maken, maar ik kende ze al van Java.
Hij opende de schalen, die hij tussen de handpalmen plat drukte.
Ik deed hetzelfde. We genoten van het dessert en hadden beide kleverige vuile handen. Gelukkig was ik spaarzaam met de doekjes uit de vliegtuigen omgegaan. Daarmee konden we nu onze handen schoonmaken. We kwamen op het eiland aan. Een boy kwam aangerend om mijn bagage op te halen. Moses liet me met hem alleen en we spraken af hoe laat hij me komt halen om te gaan eten. Het eiland was liefde op het eerste gezicht. Het uitzicht over het meer en het bloementerras onder mijn huisje was prachtig. |
Die
middag, toen ik op een plateau boven het meer zat, kwamen twee Duitsers
langs. We spraken lang met elkaar. Ze vertelden over hun reis op Borneo en ontdekten dat ze dezelfde reis reis als ik gingen maken. De volgende morgen, om acht uur, liepen Moses en ik naar het meer.Daar lag een boot met de naam "Queen". Ik vertelde Moses dat ik een grote fan van de groep Queen was en het leuk vond, juist deze boot te krijgen. Nog prettiger was het, dat we de hele boot voor ons alleen hadden. We gingen onder het plastic dak zitten en vertelden over elkaars werelden. Met de tijd waren we opener tegen elkaar geworden. Een paar maal gingen we aan land om Batak dorpjes te bekijken. Ik vond die huizen nog steeds imponerend. Gedeeltelijk stonden ze zes meter boven de grond en hun daken, die een tent leken, waren hoger dan de woonruimte zelf. Verder zag ik koningsgraven en een paleis van een koning. Ook een dorp waar grote stenen in een kring stonden. Daar werden vroeger misdadigers veroordeeld. Vaak werden die veroordeelden door kannibalen opgegeten. Goede opruiming... |
Toen gingen we naar een klein eilandje, waar je binnen
vijf minuten bent rondgelopen. Hier gingen pas getrouwde
stelletjes heen voor hun eerste huwelijksnacht.
Wij aten daar en babbelden gezellig. Moses bekende dat hij er in het begin moeite mee had, een vrouw die alleen was, te begeleiden. Hij was gewend aan groepen reizigers. Maar nu begon hij er plezier in te krijgen en had ontdekt wat mij wel of niet interesseert. Omdat ik zijn enige gast was, konden we de route op eigen houtje doen en bepaalde dingen weglaten die op het programma stonden. Daarvoor in de plaats maakten we wandelingen die ik leuk vond. Tegen vijf uur kwamen we terug bij ons hotel. De Duitsers die een uur later dan wij vertrokken, zaten nu al twee uur hier. |
|
's Morgens voeren we met een boot naar Prapat, waar we een kleurige markt bezochten. Na nog wat uitstapjes onderweg bereikten we Sipirok. Na het eten had ik nog de tijd om een stuk te lopen. "Mijn" jongens waren geïnteresseerd in iemand die aan zijn motor aan het knoeien was. Intussen genoot ik van het leven op straat. Iedereen groette mij vriendelijk. Een paar schooljongens hielden me aan om me uit te vragen. ze wilden weten waar ik vandaan kwam en hoe ik hier gekomen was. |
|
Ik noemde mijn land en zei dat ik met
de fiets gekomen was. Daar moesten ze om lachen.
Een jongen nam een verkreukelde wereldkaart uit zijn zak en vroeg of ik
mijn land wilde aanwijzen. Ik wees Zwitserland aan.
Ze waren verbaasd, dat je van zo ver hierheen kon komen. Toen Moses me riep, schudde ik elk kind de hand en zij bedankten me voor het gesprek. We moesten weer gaan,
er stond ons nog een lange reis te wachten. We reden over bergen, langs rijstvelden tot we in Padang Sidempuan kwamen. Weer is er een dag voorbij! Ook de volgende dag stond een lange reis op het programma. We vertrokken vroeg, maar we pauzeerden vaak. Een keer keken we hoe apen kokosnoten uit de palmen haalden. |
Andere keren liet Moses de chauffeur stoppen om ons een stuk te laten lopen, want hij had gemerkt dat ik niet lang stil kon zitten. Het was heerlijk!!! We gingen door oerwouden en over bergen. Ik liep via twee rijen aan elkaar geknoopte bamboestammen over een snel stromende beek, met een touwtje er boven waaraan je je vasthouden kon. |
Op een van de bergwegen gebeurde
er iets... Wij reden omhoog. Voor een bocht kon ik zien dat van boven een vrachtwagen op ons kwam afrijden. Ik zag dat hij ons zou gaan raken. Ik keek in de afgrond links naast me en het leek alsof we daarin werden geduwd. Ik riep: "Oh oh" en schoot opzij, toen de vrachtwagen dichterbij kwam. Dan volgde een klap. Precies daar, waar ik gezeten had. Ik kneep mijn ogen dicht en voelde me al naar beneden vliegen.De auto's stonden stil, de vrachtwagen in ons. We stonden nog op de weg. De mannen stapten uit om alles in alle vrede te regelen. Toen dat geregeld was, gingen we langzaam verder aan een prachtig dal voorbij. We kwamen aan de Equator in Bonjol. |
|
Het volgende hotel stond in Bukittinggi, waar ik de Duitsers weer trof. Elke dag waren ze steeds later vertrokken dan ik en veel vroeger in het volgende hotel aangekomen. Ze moesten wel door het land geraasd zijn. Ze hadden ook geen kennis gemaakt met de mensen hier. Ze hebben niet door het regenwoud gewandeld en niet over een baboestam gelopen. Ze hadden geen mooie vogels, vlinders, prachtige bloemen en bomen gezien. Ze hebben niet gezien waar hun gids als kind gespeeld en gevist had. Ze hadden alleen maar land aan zich voorbij zien razen. |
|
Ik was blij weer
uit de stad te kunnen vertrekken. Hier
beviel het me helemaal niet. Ik vroeg Moses of zijn baas boos was, wegens dat ongeluk. Maar de baas was blij dat wij heel gebleven waren en had er voor gezorgd dat we een andere auto
hebben gekregen. Eerst gingen we naar een zilversmid waar ik oorbellen kocht. Vervolgens bereikten we via een weg met vele bochten het prachtige meer van Singkarak. Kort na de middag bereikten we Padang. We reden langs de zee. Mijn hotel was er niet ver vandaan. Hier moest ik van Moses én de chauffeur afscheid nemen. Zij moesten met de bus terug naar Medan. Een reis van achttien uur. Maar mijn reis was nog lang niet afgelopen. Als eerste wilde ik de zee gaan bezoeken. Na twee weken had ik eindelijk de zee gezien en wilde er nu heen gaan. |
Ik wandelde langs een prachtig park. Dan een straat rechtdoor. De zee kwam niet in zicht. Ik boog een straatje links in en daar zag ik de zee voor mij. Daar aangekomen ging ik op een bank zitten en genoot van het ruisende water. Een jongen van ongeveer veertien jaar stond naast me. Toen ik hem aankeek en naar hem lachte, kwam hij dichterbij. Hij reikte me de hand en noemde zijn naam. De jongen vroeg of hij naast me mocht zitten. Ik liet het toe. Hij had duizend vragen en vertelde over zijn leven. Langzaam aan had ik genoeg van zijn geklets en zei dat ik weer eens moest gaan. Hij gaf me weer een hand en zei hoe mooi het geweest was met me te praten. Ik dacht mijn hotel weer snel te kunnen vinden. Maar dat was een vergissing. Ik ging straatjes in en uit, naar noord en zuid. Ik kwam in een drukke stad. Géén hotel dat eenzaam, een stuk achter de autobaan naast een rijstveld lag. Nog lang probeerde ik de rust terug te vinden, maar het werd steeds drukker. Mij werd duidelijk dat ik verkeerd zat. Ik vroeg een man of hij wist waar ik heen moest gaan en liet hem het kaartje van het hotel zien. Hij wist het niet. Een vrouw die ik het vroeg verstond geen Engels. Een grote jongen wist het ook niet. Toen zag ik een taxi aan de andere kant van de straat. Met kloppend hart probeerde ik door het eindeloze verkeer te komen. Toen ik eindelijk aan de andere kant was, vroeg ik de chauffeur of hij me naar het hotel kon brengen. Hij keek lang naar het kaartje en zei: "Ja". Ik stapte in de auto en was bang door de verroeste bodem te zakken. Ik hield de deur vast, omdat die anders uit elkaar dreigde te vallen. We waren het over de prijs eens geworden. Na een goede vijf minuten stond ik weer voor mijn hotel. De volgende morgen werd ik naar het vliegveld gebracht om voor de vierde keer naar Jakarta te vliegen. Daarna vloog ik naar Denpesar, waar ik dacht twee weken rust te hebben. Maar daar wachtten mij nog meer avonturen. Met Moses correspondeerde ik nog jarenlang. Maar met de tijd verbleekte het contact, tot het tenslotte tot een einde kwam. |
Joyce |
||
|